Goede Vrijdag is de dag van het kruis.
Van stilte. Van het sterven. Van het verdriet dat we vaak alleen durven voelen in fluisteringen.
We spreken vandaag over pijn, over gebrokenheid –
maar wat als die pijn zich uit in iets minder acceptabels?
In iets luiders. In iets vurigers. In woede?
Woede is verdriet dat geen woorden kreeg, zo doet het gedicht Woede ons bevroeden.
Woede is wat opstijgt als verdriet te lang gezwegen heeft.
Als liefde geen antwoord krijgt,
als verlies geen ruimte vond,
als vergeving te laat kwam.
Vandaag staan we stil bij het lijden van Christus.
Zijn lichaam gebroken. Zijn stem – “Waarom hebt Gij Mij verlaten?” –
niet zacht, maar scherp, radeloos, een kreet vol existentiële woede en verlatenheid.
Misschien is die woede heilig.
Misschien is het juist die schreeuw die ons binnenvoert in het mysterie van Gods nabijheid.
Woede – wanneer herkend, doorvoeld, uitgesproken –
kan ons terugbrengen naar de kern: naar het hart dat verlangt, naar de ziel die niet gehoord werd.
Vandaag nodigen we niet alleen verdriet, maar ook woede uit in onze gebeden.
Niet om te veroordelen,
maar om te verstaan wat daaronder ligt:
het verlangen naar gerechtigheid, naar liefde, naar troost.
Moge deze dag niet alleen ruimte geven aan tranen,
maar ook aan wat daaraan voorafging:
de kloppende storm van een hart dat niet langer kan zwijgen.
Amen.



