Boekenkast-Zen en de kunst van het motoronderhoud

In de Nederlandse politiek lijken ze in een andere werkwoordelijke tijd te leven. Niet de tegenwoordige tijd of de toekomende tijd domineren nu het speelveld, maar de voorwaardelijke tijd. In de Franse taal hebben ze daarvoor een speciale vervoeging van het gehele werkwoord. De zogenaamde ‘le Conditionnel’. In de Nederlandse taal volstaan we met de verleden tijd van de toekomende tijd. Of te wel de verleden tijd van zullen: zouden. Als we een uitstapje maken naar de Duitse taal dan komen we daar het onderscheid tegen tussen ‘Sein’ en ‘Soll’. De verbeterde versie van Nederland en zijn inwoners krijgt in de politiek volop de aandacht: een droomwereld voor later. Maar helaas, dit staat vast: ‘wat mooi zou het zijn, als…’ brengt ons geen tijdloze schoonheid en kwaliteit.

Kijken we bijvoorbeeld naar de gezondheidszorg, met de huidige nadruk op ‘preventie’. Om zaken in de toekomende tijd te voorkomen, zou het verstandig zijn als mensen nu zaken niet doen. Ze moeten hun biertje laten staan, ze moeten hun sigaretten niet langer opsteken en ze moeten vooral geen vet en suikerrijk voedsel eten. Elk pondje komt immers door het mondje. Voor de toeschouwer in de tegenwoordige tijd is het bijzonder om te zien dat de rijen voor de fast food ketens nog altijd lang zijn en dat de reclames voor geprepareerde maaltijden ons nog altijd vrolijk aanschouwen. Dat belooft wat voor de toekomst.

Op het terrein van het klimaat is de politiek vooral in de ban van de ‘transitiekunde’. We leven immers in tijden van transformatie. Op een bepaald moment in de toekomst (2050, 2035 of 2030) moet de industrie schoon zijn en de energievoorziening CO2 neutraal. Technieken die er op dit moment nog niet zijn, moeten de oplossing bieden om niet terug te moeten keren naar de – bij wijze van spreken – grotten uit de steentijd. Het probleem van constant ‘in transitie’ te moeten verkeren, is echter dat je beter kan afwachten. Het toepassen van de nieuwste technieken in de toekomst is immers slimmer dan op dit moment zaken aanpakken. De ongeduldigheid op beter verhindert dan al snel dat je stappen ‘in het nu’ maakt. Het zou bijvoorbeeld beter zijn als meer mensen deelauto’s gebruiken. Of mensen zouden beter hun huis kunnen opwarmen met aardwarmte. In de tussentijd blijft het vreselijk dat er steeds meer auto’s op de rijkswegen komen en mensen aardgas verstoken om hun koud huis behaaglijk warm op te stoken. Gejeremieer klinkt alom over de langzame overstap naar een blinkende toekomst die op ons wacht.

In de ruimtelijke ordening weten de volksvertegenwoordigers van de conditionaliteit (voorwaardelijkheid) het ook beter. Zo doen ze het voorkomen dat de gebouwen in de toekomst beter zullen zijn. Flexibiliteit, prefab en transformatie zijn hier immers sleutelwoorden. Sleutels voor de denkbeeldige droomhuizen uit de toekomst, wel te verstaan. Monumentale en rijkversierde gebouwen worden echter op dit moment niet langer gebouwd. Slechts restauratie en hergebruik van het bestaande is aan de orde. 

Kijkt u gerust eens naar de hedendaagse architectuur van de rijksoverheid en zie daar de transparantie van deze tijd. Door de glazen pui is goed te zien dat er geen enkele moeite is gedaan om de afzuiginstallaties weg te werken. Vanaf zijn bureau in het moderne, strakke en transparante gebouw van de Hoge Raad kijken de hoogste rechters van dit land op de ambtenaren van het ministerie van financiën neer. Waarschijnlijker, want u bent niet de enige die zich vergist, zijn het juist deze ambtenaren die nu al doorrekenen hoeveel voordeel het oplevert als ze dat nieuwerwetse kantoorpand aan de overkant uitponden en die rechters – als wraak op voor de (heilige) Schatkist ongunstige uitspraken – verbannen naar een armetierig huurpand op een ‘agile’ bedrijventerrein in Westerwolde.

Bij de huidige gebouwen heeft het geen enkel nut om stil te staan en met verbazing omhoog te kijken. Er is immers niets wat de opdrachtgevers en vormgevers ons willen meegeven, behalve de strakke vormen van eentonigheid. In de transitiekunde is er dan ook in het geheel geen tijd om stil te staan: alles is fluïde en moet in beweging blijven.

Terwijl Louis Couperus bezig was met zijn familieroman ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan’, kon hij rondstruinen langs de zojuist opgerichte gevels en overheidsgebouwen. Flanerend door het Noordeinde moet het een genot zijn geweest om de frisse Jugendstil en Art Nouveau gevels te bewonderen. Wanneer hij dan even had gerust bij de Grand Cafe Bagatelle in de rijkgedecoreerde Passage stak hij over naar het Plein om daar de overdreven sierlijkheid van het Departement van Justitie, tevens in neorenaissancestijl, te bekijken. Nog altijd kan de passant daar zien welke rechtsgeleerden aan het eind van de negentiende eeuw het herinneren waard waren. 

Nu loop je door Den Haag met de ziel onder de arm jezelf af te vragen of er naast eentonig beton en glas nog andere materialen zijn om kunstwerken te maken. Tot schrik strand je dan plotseling tegenover het monument voor Thorbecke. Naast een marmeren standbeeld (met overal butsen en schrammen) is er spiegelbeeldig een hedendaags portret van drie mensen in weerkaatsend metaal uitgevoerd. Slechts de hoop op een takelwagen, zodra Mark Rutte uit het Torentje is verbannen, houd je nog in bedwang om deze zo minimalistisch uitgevoerde nalatenschap niet direct te ‘graffiteren’ om toch tot enige diversiteit en kleurigheid te komen.

Bij het bedenken van oplossingen voor de woningmarkt staat flexibiliteit dus centraal: de conditionaliteit wordt reeds in de vormgeving ingebakken. Hier toch moeten we even stilstaan om de beweringen en redeneringen te doordenken. Is het immers niets anders dan de ‘angst om het verkeerde’ te doen wat de ambtenaar en de wethouder weerhoudt om tot goede, verfijnde én tijdloze bouwwerken te komen? Allereerst moet ik opbiechten dat voor mij tijdelijkheid iets is dat zeker twintig jaar meegaat. Kortom, een generatie. Maar ik zal vast en zeker niet de enige leerling zijn die les heeft gekregen in een ‘tijdelijke uitbouw’ van een schoolgebouw, die van de ‘arme jaren zeventig’ tot aan 1998 dienst heeft gedaan. Door schimmel, tochtige kozijnen en krakende planken bewijzen gemeente- en schoolbestuurders overal in het land nog altijd dat de uiterste houdbaarheid van de tijdelijke oplossing met een pennenstreek zijn op te rekken tot een uitzichtloze oneindigheid.

Voor een Nederland dat voor het grootste deel doordrenkt is met het tijdsbesef van de protestanten is mogelijk niets anders te verwachten. Eeuwige nalatenschap is er slechts in de hemel en aardse schatten zijn slechts tijdelijk verderf. Om de schone en waardevolle restanten vanuit de geschiedenis te behoeden voor de zondeval, stopt de nuchtere Hollander alles wat het nageslacht maar ook enigszins trots kan maken, het liefst zo onvindbaar mogelijk weg. Bijvoorbeeld in een tochtige plint van een torenflat, zoals ze van plan zijn met de Koninklijke Bibliotheek. Mogelijk dat de regering gelooft in de kinderwijsheid van het boek onder het kussen en dat de mensen boven in dit appartementencomplex in hun slaap die verborgen wijsheid van Erasmus, Vestdijk of Bomans van buiten leren kennen.

Kijk met een gerust hart ook eens naar de sloppenwijken van Brazilië of India. Zie daar hoe de tijdelijke huisvesting voor veel mensen een definitief thuis is geworden. Op welke manier denkt men dat pak-en-beet tien jaar mensen zijn weg te dirigeren uit de ‘tijdelijke flexwoningen’ die ze tot hun habitat hebben gemaakt? Zijn we nu al reeds vergeten welke strijdtonelen er zijn geweest rond de recreatiewoningen op de vakantieparken? Zie welke paleisjes mensen maken als ze eenmaal in hun huis, op de haard, ze hun familiefoto’s en memorabilia plaatsen. De plannenmakers zijn ver verwijderd van het Romeinse idee dat in elk huis een huisaltaar voor de familie behoort te zijn. Daar, in een nis, stonden de maskers van de overleden familieleden, die op deze zelfde plek hun kroost hadden opgevoed. Nog altijd zie je overal dit gebruik: eenmaal thuis zijn mensen het gewoon om herinneringsplekken voor later te creëren. Tegen huiselijkheid noch tegen naïviteit bij handhavende gemeenteambtenaren is geen kruid gewassen. De Rechters van de Hoge Raad zullen in ieder geval gewoontegetrouw geen dwangbevel tegen aantasting van het ‘huisrecht’ uitvaardigen. Ook al zijn zijzelf op dat moment misschien wel verbannen tot een Justitieel Metaversum, daar zijn ze standvastig genoeg voor: de eigen haard blijft goud waard.

IJdelheid der ijdelheden. Alles wat we nu willen doen is het najagen van de wind die ons morgen het heil brengt. Zo slim zijn we op dit moment, dat we geen geschiedenis meer willen te schrijven. Ons nageslacht zal deze tijd herinneren als een tijd vol transformatie en transitie. Zij zijn de bouwers van een nieuwe, sprankelende, schone en slimme wereld. Daarom rest ons nu niets dan stil blijven zitten. Wat hen straks bekoort, kunnen wij slechts bevroeden en zeker niet creëren.

So soll es sein! Daar, ergens in de toekomst, gloort de hoop. Een nieuwe wereld begint zeker niet vandaag. Aandachtig, vol passie en met een gevoel van kwaliteit, nu reeds de tijd proberen te kneden om onze nalatenschap te versterken; dat is vloeken in de huidige gemeenschap van politici. De conditionaliteit, het scheppen van de juiste voorwaarden in de toekomst, daar gaat het bij de huidige gilde van managers om. Niet vlijtig en vrezend de tijd, maar de processen zo herschikken totdat ‘de tijd het ons wel zal leren’.

Vanwaar nu deze verslaving aan het procesmatige? Vanwaar nu blijven dromen van de Elysische velden, die we nooit zullen bereiken. Zelfs de hovenier weet toch dat hij nooit de tuinen van Arcadië tot stand kan brengen, als hij soms niet hakt, zaagt, snoeit en ploegt? 

Op drift zijn we. Nergens vinden we een rustplaats of een gezellig binnenplaatsje. Voor een mooi aangelegd park hebben we op dit moment geen geld over. En nee, een tuin op een torenflat, naast de airconditioners en als invulling van meervoudig ruimtegebruik, biedt in een land waar het altijd waait bepaald geen rustoord waarvoor onze kindskinderen ons dankbaar zullen zijn.  

Is het gemakzucht of zijn we niet langer in staat om de moed op te brengen om te hakken en te zagen. Hebben we zo een broertje dood aan de ‘neoliberale manager’ dat we nu niets meer durven te doen en te besluiten? Het enige dat we lijken te doen is wikken en wegen over “wat zou het goed zijn als…”. 

In goede bedoelingen vinden we het in ieder geval niet. In het “zo zou het moeten zijn”, kan je niet verblijven. Herstel en evolutie vereist dadenmoed: ‘Wees niet bang, handel in het nu’. Het is dan aan de dag van morgen om te concluderen dat er een fout uit het verleden hersteld moet worden. Op dat moment kom je er vast en zeker achter: alles wat met passie en kwaliteit is gecreëerd, blijft altijd van waarde. De rest pas je aan. Stap voor stap. Beetje bij beetje.

Uit zijn klassieker ‘Zen and the Art of Motorcycle Maintenance’ haalt Robert Pirsig de naoorlogse president Truman aan om deze attitude in overheidsbestuur te karakteriseren:

Harry Truman, of all people, comes to mind, when he said, concerning his administration’s programs, “We’ll just have to try them … and if they don’t work … why then we’ll just try something else.” That may not be an Exact quote, but it’s close.

Robert Pirsig, on Harry Truman, on Iteration, Zen and the Art of Motorcycle Maintenance.

Van deze president is ook het volgende citaat dat ons hart tot dadendrang kan bewegen:

“America was not built on fear. America was built on courage, on imagination and an unbeatable determination to do the job at hand.”

Harry S. Truman (van 1945 tot 1953 de 33ste President van de Verenigde Staten van Amerika)

Hopelijk dat een ding duidelijk is: een eeuwigheid vangen in ‘Soll’ is een onmogelijkheid. Alleen in de tegenwoordigheid van het ‘Sein’ komen tijdloze schatten tot stand. Wouldn’t that be great?

RH, 11 januari 2022.