Bleekmiddel

Een bespiegeling over de noodzaak voor een tegenlezer: de tiende man die afwijkt van de rest

Waar was toch de ‘tegenlezer’ die alle ronkende teksten bekritiseert: lag dit wilde dier te slapen of had het gewoon geen trek meer om dit stuk papier vol newspeak te verscheuren als ware het een mals stuk rood vlees voor zijn kritische geest?

Je kent ze wel: de beleidsprogramma’s vol ronkende taal. Ambities, doelstellingen en actielijnen ingebed in een samenbindend strategisch narratief. Hoewel elke regio wil uitblinken in het onderscheidende vermogen, zijn deze stukken van een afstand bezien eensluidend. In vorm en inhoud lees je overal dezelfde monotone teksten. 

Een kritische geest is tegenwoordig, meer dan ooit in de geschiedenis, een onwelkome gast. De hogere echelon zet flink de vaart erin. De tijdsdruk is hoog. Onder leiding van de procesregisseur zijn al bij het eerste overleg de neuzen dezelfde kant op gemanoeuvreerd. Het sluitstuk van al het gepalaver – een kritische beschouwing – blijft uit om het kwetsbare resultaat niet te verstoren. Met het vormen van een alliantie als heilig streven, wordt alle tegenspraak opzettelijk weggewuifd.

Want vanuit de torenhoge ambities is het zaak om snel tot resultaten te komen. “Actie, actie, actie!”, het is een drieslag, die – net als ‘bouwen, bouwen, bouwen’ – de sierlijkheid van de eenvoud bezit. De herhaling verhult echter maar moeizaam alle complexiteit van de werkvloer. Bij elke trede op de hiërarchische ladder richting de dienaren van de Kroon, worden de smetten op het blazoen hardhandig weggeschrobd. Met prachtige volzinnen, als wonderdoekjes aan elkaar geregen, lukt het de woordensmeder elke keer weer om alle schandvlekjes te verhullen. Niets toegedekt, want zo blijkt achteraf, op wonderbaarlijke wijze was de woordkunstenaar in staat om alles op schrift te stellen. Zelfs de vermaningen en de waarschuwingen over het dreigende gevaar. Elke beer op de weg, ze staan nauwkeurig in newspeak opgesomd.

Bij het opstellen van beleidsprogramma’s is het noodzakelijk om kennis te hebben van de psychische dynamiek van een groep. Het ‘groepsdenken’ ligt altijd op de loer, zodat elk individu wordt meegetrokken in het drijfzand van de groepsdynamiek. Geleidelijk, zonder dat iemand het merkt, zit je plotseling vastgezogen in de drab van het verhullende woordenspel. Ook ‘s avonds op de bank zinkt de voorheen altijd zo kritische geest steeds verder weg in een litanie van behaaglijkheid. Mierzoete tv-series nemen daar elk zicht weg van elk restantje realiteitszin. Als bleekmiddel op een schandvlek verwijdert het prettige schouwspel elke laatste kuch. Zelfs een diepe zucht – ze blijft uit. Op moedeloos, nodeloos volgt woordeloos.

Maar er is redding! Want daar is nog altijd de opstandige hofnar. Hij weet op dat oeverloze moment nog tot de kern te komen. Het is zijn taak: als een ingehuurde dwarsdenker weet hij alles op stelten te brengen. Met een grap en een grol; een dwaze dans en een schrik op het hart. Zelfs bij weekdieren is hij nog in staat om de lachspieren aan te laten spannen. Ook al brengt hij de de vrolijke noot en de gemoedelijkheid terug, hij weet maar al te goed: voor een beloning hoeft hij het niet te doen. Zijn recalcitrantie wordt beschimpt en bespuugd. Pas later, als de stilte voor de storm klinkt, krijgt hij zijn gelijk. Alleen op dat moment, krijgt hij – de contradictor – de tiende man – de muitzieke – een minzaam knikje toegeworpen. In ieders blik staat geschreven: “potverdikkie, die dwaze gek, hij had toch gelijk.”

Alle lof gaat nu – hoewel te laat – naar de Zotheid. Want helaas, ook hij weet dondersgoed – als eenmaal het schip van Staat op ramkoers ligt, is er geen redding aan. Het lot van de onheilsbode: te laat komt de waarheid nu razendsnel aan het licht.

De lieve vrede bleef, ondanks al het weemoedige gelach, voor iedereen de favoriet.